maandag 12 november 2012

Nieuwsgaring op internet en sociale media: een must of een don't?


Byebye gatekeeper, welcome gatewatcher

Vroeger, voor de komst van het internet en zijn aanverwante sociale vriendjes, was het proces van nieuwsgaring (de bronnen of kanalen waar de journalist het nieuws vandaan haalt) voor de journalist eenduidig en weinig complex: het nieuws, afkomstig van onder andere nieuwsagentschappen, persberichten en persconferenties, kwam vaak vanzelf naar de redactie -en dus naar de journalist- toe. Deze maakt dan een selectie binnen deze berichten en brengt die over naar de mensen. Dit is het traditionele nieuwsproces, wat we eerder ook al “gatekeeping” genoemd hebben. Dit houdt in dat de nieuwsgaring gebeurt door de professionele journalisten, die vervolgens binnen de gesloten kring van de uitgeverij een hiërarchie, en dus een selectie, opmaakt van wat gepubliceerd wordt en wat niet. Ook wat betreft de inkomende respons van het publiek wordt een selectie gemaakt en dus bepaald wat publicatiewaardig is en wat niet.



De komst van het internet echter heeft ervoor gezorgd dat de journalist een bredere waaier heeft aan bronnen, waarbinnen hij bovendien moet kunnen bepalen welke nuttig zijn en welke niet. Zoals ik reeds in een voorafgaande blog heb aangehaald, leven we vandaag de dag in een wereld van informatie-overvloed, en dit doordat het internet ons honderd-en-één wegen biedt tot allerhande informatie. Dit maakt het niet alleen voor de consument van nieuws en informatie moeilijk om een onderscheid te maken tussen nuttig en niet nuttig, maar maakt het er ook voor de journalist niet makkelijker op. Die is immers langs de ene kant verplicht rekening te houden met de bronnen die verschijnen op het internet (zoniet, ontgaat er hem een groot deel informatie), maar langs de andere kant moet hij heel bewust en kritisch omgaan met het soort informatie dat hier verschijnt.

In deze veranderde situatie is het dus volgens Axel Bruns niet meer mogelijk te spreken van “gatekeeping”, maar moet dit begrip vervangen worden door het idee van “gatewatching”. De mainstream media kan geen absolute controle meer uitoefenen over wat er door de “gates”, de sluizen, gaat. Door het World Wide Web hebben mensen nu immers onmiddellijke toegang tot informatie en nieuws. Dit wil echter niet zeggen dat er niet meer moet worden toegezien op wat verspreid wordt: het belang van de gatekeeper verdwijnt niet volledig, maar hij vervult nu eerder de rol van een gatewatcher:

“Gatewatchers keep a constant watch at the gates, and
point out those gates to their readers which are most likely to open
onto useful sources.”

Het nieuws wordt nu niet meer gelimiteerd door een autoriteitspositie die controle heeft over de nieuwsflow, maar men gaat over tot het becommentariëren van nieuws, waarbij raad wordt gegeven over welke sites relevante informatie bevatten voor een bepaald topic en welke minder relevante. Er wordt gezorgd voor achtergrondverhalen en andere publicaties, zodat de lezers zelf kunnen oordelen over de kwaliteit en betrouwbaarheid van gepubliceerd nieuws. Of zoals Bruns het zelf zegt:

“[Gatewatching is] observing the many gates through which a steady stream of information passes from these sources, and of highlighting from this stream that information which is of most relevance one’s own personal interests or to the interests of one’s wider community.”


Ooggetuigen op Facebook en Twitter

Zoals ik reeds in mijn vorige blog vermeld heb, verschijnt het nieuws niet meer uitsluitend in printversie, maar doet het zich ook meer en meer online voor, waarbij we bovendien zien dat het nieuws niet meer enkel van de mainstream media komt, maar dat ook heel wat gewone burgers gaan participeren aan het journalistieke leven door op internet uiting te geven aan hun eigen journalistieke capaciteiten. Op sociale netwerksites bijvoorbeeld, zoals Twitter of Facebook, kunnen ze berichten posten en zo informatie of nieuws verspreiden.

De hoeveelheid en de waarde van nieuwtjes, weetjes en specifieke informatie die op dit soort sites verschijnen, zijn echter niet te onderschatten. Het zou niet slim zijn dat de journalist tijdens zijn informatieverwerving deze burgerlijke vorm van journalistiek verwerpt, aangezien het soms nieuws aanbiedt dat hij op geen enkele andere manier kan verwerven. Het gebeurt immers vaak dat mensen, nadat ze ooggetuigen zijn geweest van een gebeurtenis of voorval, hiervan getuigenis afleggen op sociale media sites of er filmpjes posten die ze ter plekke hadden kunnen maken. Over de crash van een vliegtuig van US Airways in de Hudson River bijvoorbeeld verschenen op Twitter heel wat verslagen van ooggetuigen. Slachtoffers en getuigen postten meldingen over en beelden van de ramp. Ik ben ervan overtuigd dat wat betreft getuigenissen, filmpjes en rechtstreekse verslagen van betrokkenen de sociale media zeker hun nut bewijzen voor journalisten in hun zoektocht naar zoveel mogelijk nieuws. Daarom vind ik niet dat deze sites zomaar mogen worden afgestempeld als niet betrouwbaar of onnuttig.

Maar ook hier weer moet men op z’n hoede zijn. Een blinde overname van de informatie zonder enige vorm van verifiëring lijkt me uit den boze. Het kan immers altijd zijn dat de journalist terecht komt op valse accounts of dat men te maken heeft met flauwe grappenmakers. Het hoeft zelfs geen bedrog of grap te zijn, het kan ook gewoon gaan om een onbewuste fout. Het lijkt me belangrijk dat als de journalist sociale netwerksites gebruikt als bron, dat hij die hij checkt en dubbel checkt. Sociale media zijn een niet te onderschatten nieuwsbron, maar ook hier gelden de journalistieke principes. 


Journalisten en hun visie op onlinenieuws

Dit is althans hoe ik er over denk, maar hoe zit het nu met de journalisten zelf? Hoe staan zij tegenover het gebruik en de betrouwbaarheid van internet en sociale media in functie van nieuwsgaring? Enkele uitgevoerde onderzoeken leren me hier iets meer over. Het eerste onderzoek waarover ik heb gelezen is een recent onderzoek (2012), uitgevoerd door wetenschappers aan de Canterbury Christ Church University. Er werd bij Britse journalisten gepolst naar hun gebruik van sociale media. Daarbij gaf 28,1% aan niet meer te kunnen werken zonder sociale media. 39% vindt dat sociale media hebben gezorgd voor een verhoging van hun productiviteit en 27% is van overtuiging dat sociale media zorgen voor een beter engagement met het publiek. Deze twee laatste percentages zijn echter een daling ten opzichte van de cijfers die resulteerden uit een gelijkaardig onderzoek van het voorbije jaar. 16% van de ondervraagde Britse journalisten ziet het positieve van de sociale media niet in: ze zeggen dat sociale media een vernietigende impact zal hebben op de journalistiek.

Een tweede studie is eveneens een studie uit 2012. Het betreft een ondervraging van 600 journalisten voor de Digital Journalism Study. Hieruit blijkt dat 55% van de ondervraagden sociale media zoals Twitter en Facebook gebruikt om verhalen te vinden. 43% maakt van deze tools gebruik om bestaande verhalen te checken. 26% gebruikt sociale media waar ze minder mee vertrouwd zijn om verhalen te vinden, en 19% maakt zelfs gebruik van dit soort bronnen om hun werk te checken.


Een ander onderzoek naar de frequentie van het gebruik van sociale media door journalisten is dat van Lariscy. 200 journalisten werden ondervraagd, maar in dit geval gaat het om een specifiek soort journalisten, namelijk diegenen die zich bezighouden met de financiële en de zakenwereld, en die werken voor de invloedrijke media in de Verenigde Staten, zoals Wall Street Journal of Financial Times. In deze studie zijn de resultaten minder overweldigend en we zien dat dit soort journalisten nog niet volledig overtuigd is van het nut en de waarde van sociale media voor nieuwsgaring. Slechts 7,5% van de journalisten achtte sociale media zeer belangrijk voor hun werk, terwijl 34% het belang van deze media niet inziet. De meest gebruikte online bronnen zijn websites en blogs. Slechts 3% maakt gebruik van andere online bronnen, zoals sociale netwerksites of Twitter. 32,5% geeft zelfs aan dat ze voor hun professionele leven geen tijd besteden aan het gebruik van sociale media. Over het algemeen blijkt dus uit dit onderzoek dat de ondervraagde journalisten niet het gevoel hebben dat sociale media hun werk verbeteren, maar langs de andere kant zijn ze er ook niet volledig tegen.

Het onderzoek van Cassidy over de geloofwaardigheid van onlinenieuws toont echter wel aan dat er over het algemeen een verschuiving is binnen de opvatting van journalisten over deze kwestie. In 2002 stond de overgrote meerderheid van de journalisten nog sceptisch tegenover online-informatie. Dit voornamelijk omdat het internet er voor gezorgd heeft dat er competitie bestaat om zo snel mogelijk “breaking news” te brengen, met als gevolg dat er gemakkelijker fouten kunnen worden gemaakt. Ook in 2004 nog beweren de journalisten dat het internet de hoeveelheid foute informatie in de nieuwsverhalen verhoogt. Bovendien is het zo dat bij nieuws op het internet de noodzakelijke stap van het checken van informatie vaak wordt overgeslagen. Maar enkele jaren later blijken de traditionele journalisten meer open te staan voor onlinejournalistiek, omdat ze beseffen dat ook binnen de journalistiek normen en waarden veranderen en dat het onmogelijk is de internetrevolutie tegen te gaan. Het is dan een kwestie van nieuwe waarden te integreren in hun professionele concepties en het belang van internet te aanvaarden, maar nog wel steeds een kritische houding te behouden ten opzichte van deze bronnen.


 Besluit

Kort samengevat, kan ik het als volgt stellen: internet en sociale media zijn niet meer weg te denken uit onze samenleving en naast informatie biedt het ons ook een interessante mogelijkheid tot interactie. Ook de journalist moet deze wereld in beschouwing nemen, hij is er zelfs in zekere mate afhankelijk van. Getuigenissen en updates die hier door de mensen worden meegedeeld vormen een belangrijke bron van informatie voor zijn berichtgeving. Maar meer nog dan dat er van ons een kritische omgang met deze bronnen wordt vereist, moet vooral de journalist deze overvloed aan informatie meester kunnen worden en het betrouwbare van het onbetrouwbare nieuws kunnen onderscheiden. Hij moet al het waardevolle filteren, zodat zijn berichtgeving kwaliteitsvol blijft en zo dus onderscheiden blijft van al het waardeloze. 



Bronnen

Bennett, S. 2012). 55% of journalists worldwide use Twitter, Facebook to source new stories [study]. Opgehaald 10 november 2012 van http://www.mediabistro.com/alltwitter/digital-journalism_b24440

Bruns, A. (2008). The Active Audience: Transforming Journalism from Gatekeeping to Gatewatching. In Paterson, Chris & Domingo, David (Eds.), Making Online News: The Ethnography of New Media Production. New York: Peter Lang.

Cassidy, W. P. (2007). Online News Credibility: An Examination of the Perceptions of Newspaper Journalists. Journal of Computer-Mediated Communication, 12(2), article 7.

Express.be (2012). Journalist heeft dubbel gevoel bij sociale media. Opgehaald 10 november 2012 van http://www.express.be/sectors/nl/interactive/journalist-heeft-dubbel-gevoel-bij-sociale-media/177463.htm

Lariscy, R. W. et al (2009). An examination of the role of online social media in journalists’ source mix. In: Public Relations Review, 35, 314-316.

Van Belle, B. (2012). Sociale media voor journalisten. Opgehaald 10 november 2012 van http://www.slideshare.net/bartvanbelle/sociale-media-en-journalistiek-12804771



Geen opmerkingen:

Een reactie posten