maandag 26 november 2012

The Great Firewall of China


Facebook en zijn vriendjes gekloond

In China hebben zowat 400 miljoen mensen toegang tot het internet, maar slechts een beperkt deel van wat het hele World Wide Web te bieden heeft is toegankelijk voor de onlinegebruikers. Dit heeft te maken met het feit dat de informatie op het internet door de Chinese overheid wordt gecensureerd: alle informatie wordt onderzocht en datgene wat schadelijk of verwerpelijk is wordt verwijderd. Op dit fenomeen heeft men de term “Great Firewall” geplakt. De Chinese overheid werpt dus een nauwlettend oog op wat er op het internet gebeurt. Om dit te doen maakt ze gebruik van filterende software die gevoelige woorden detecteert. Bij het zoeken op deze woorden zal de connectie verbroken worden door de software en zal de gebruiker geen toegang hebben tot informatie die gerelateerd is met dit topic. Een voorbeeld van zo’n gevoelig onderwerp is het Tiananmenprotest. Dat is het studentenprotest dat plaatsvond op de avond van 4 juni 1989 op het Tiananmenplein in Peking en was de opkomst van studenten en burgers die zich verzetten tegen de Communistische Partij van China en zijn instellingen. Dit protest werd met heel wat geweld en bloedvergieten de kop ingedrukt en heeft dan ook een stempel achtergelaten op de Chinese geschiedenis. Vandaag de dag levert het zoeken op internet op deze term in China geen resultaten op.

Verder heeft de Chinese overheid ook de deuren gesloten voor de wereldwijd bekende sociale netwerksites Facebook, Twitter en Flickr. Ook YouTube werd geblokkeerd en Google is er niet de dominante zoekrobot. Om de Chinese burgers toch niet wereldvreemd te maken en om te antwoorden op hun drang naar sociale activiteit, is China op de proppen gekomen met tegenhangers voor elk van deze nieuwe media, weliswaar aangepast aan haar eigen opvattingen. De zoekmachine die in China in de plaats van Google wordt gebruikt is Baidu. Het equivalent van Twitter is Weibo, dat van Facebook is Renren en dat van YouTube is Tudou. Elke internationale Web 2.0-service werd dus geblokkeerd en vervolgens gekloond en aangepast aan het land. Langs de ene kant wil de Chinese regering dus tegemoet komen aan de drang van de bevolking om actief te zijn op sociale netwerken, maar langs de andere kant willen ze de server in Peking houden, zodat ze toegang hebben tot alle data, wanneer ze maar willen. Men geeft dus de burgers de indruk dat ze vrijheid van meningsuiting hebben, maar dat is in werkelijkheid niet het geval, want ook deze sociale netwerken worden sterk gecontroleerd en gereguleerd. Wanneer er valse geruchten worden verspreid, worden de boosdoeners geschorst van de site en kunnen ze geen berichten meer posten. Alle uitingen die nefast zouden kunnen zijn voor het land en de politiek worden onherroepelijk verwijderd.



China haalt alle trucs uit de kast om controle te garanderen

Door het steeds stijgende aantal Chinezen dat toegang heeft tot het internet -en dus toegang hebben tot sociale netwerksites zoals Weibo waarop ze hun woede over schandalen en corruptie bij de overheid kunnen uiten-, wordt het ook steeds moeilijker voor de overheid om controle uit te oefenen. Men moet bijgevolg steeds nieuwe manieren bedenken om het internet te censureren. Zo eiste de overheid in 2010 dat alle nieuwe computers die werden verkocht in China voorzien waren van de censurerende software. Internationaal protest zorgde er echter voor dat dit idee niet werd doorgevoerd. Een andere maatregel is dat de gebruikers van Chinese microblogs vanaf nu hun echte naam moeten opgeven, zodat ze kunnen getraceerd worden in het geval van té kritische uitlatingen op het internet. Sites, fora en sociale media worden in de gaten gehouden door speciale internetagenten, die “schadelijke” teksten zo snel mogelijk moeten verwijderen. Op Weibo verschijnen echter zoveel berichten op zo’n korte tijd dat het niet evident is om deze allemaal te controleren. Door de verplichting van het toevoegen van je naam bij je berichten, hoopt de overheid dat mensen minder snel geneigd zullen zijn om negatieve berichten achter te laten. Een andere recent ingevoerde maatregel heeft betrekking op Weibo en is de toepassing van een puntensysteem. Alle gebruikers van Weibo krijgen 80 punten toegewezen. Wie ongewenste inhoud verspreidt, verliest punten. Als je minder dan 60 punten hebt, krijg je een waarschuwing; indien je al je punten kwijt bent, wordt je account geschorst. Verloren punten kunnen echter wel teruggewonnen worden, namelijk als je minstens twee maanden braaf bent op de microblog en als je zelf open kaart speelt, bijvoorbeeld door het weergeven van je gsm-nummer. Dit nieuwe systeem is het gevolg van de vele geruchten die de laatste maanden zijn verschenen op het Chinese internet, bijvoorbeeld het gerucht dat de nieuwe Noord-Koreaanse leider in Peking zou vermoord zijn of het gerucht dat er een staatsgreep aan de gang was tegen de Chinese regering. China kan deze ophefmakende geruchten die zorgen voor de verstoring van de Chinese rust en harmonie wel missen en vond daarom dat er strenger moest worden opgetreden.


Er bestaat een mogelijkheid om de censuur te omzeilen, namelijk door het gebruik van proxy servers of van VPNs (Virtual Private Network), een soort van omleiding via een buitenlandse server waar je voor moet betalen en waarbij het IP-adres van de gebruiker geheim wordt gehouden. Het wordt echter steeds moeilijker om binnen China toegang te hebben tot deze services. 


Kat en muis

In een conferentie geeft de Chinees Michael Anti meer uitleg over het fenomeen van “The Great Firewall of China”. Hij benadrukt dat China niet alleen een BRICK-land is (Brazilië, Rusland, Indië, China) en dus een belangrijke opkomende economie is die bijdraagt tot de heropleving van de wereldeconomie, maar dat het ook een SICK-land is (Syrië, Iran, China, Noord-Korea), namelijk een land dat geen toegang heeft tot Facebook. China heeft zelfs de grootste digitale grens ter wereld. Niet alleen om het Chinese regime te beschermen tegen de overzeese, universele waarden, maar ook om te voorkomen dat de Chinese burgers toegang hebben tot het wereldwijde internet. Er zijn dus eigenlijk twee versies van het internet: hét internet en Chinanet. Wat het Chinanet betreft, maakt Anti gebruik van de metafoor van het kat-en-muisspel. De kat is daarbij de Chinese overheidscensuur, de muizen zijn de Chinese internetgebruikers. Verder haalt Anti twee redenen aan waarom de Chinese sociale netwerken zo in opmars zijn, ondanks de heersende censuur. Allereerst is er de Chinese taal: op Twitter, en dus ook op Weibo, mogen berichten worden geplaatst van maximaal 140 tekens en dankzij de Chinese taal komen 140 tekens overeen met een hele paragraaf. Er kan dus in één bericht heel wat gezegd worden. Microblogging wordt echt gezien als media. De tweede reden is dat de Chinese sociale media het Chinese gedachtegoed en het Chinese leven veranderen. Ze zorgen ervoor dat het stemloze volk voorzien wordt van een kanaal waardoor hun stem toch gehoord kan worden. Voor het eerst ontstaat er een publieke sfeer in China en leren de Chinezen openlijk te onderhandelen en te communiceren. Maar uiteraard blijft de kat altijd waakzaam: gevoelige woorden plaatsen op sociale netwerksites zoals Weibo is niet evident, want de kat (de censuur) ligt altijd op de loer. Dit maakt dat Chinezen sterk zijn geworden in alternatieve bewoordingen en formuleringen. Anti haalt ook nog aan dat in sommige gevallen de sociale media worden gebruikt in de strijd tussen politieke leiders onderling. Bepaalde leiders kunnen dan toch de verspreiding van bepaalde geruchten toestaan zodat hun rivaliserende leiders in een slecht daglicht worden gesteld. Niet-censureren is dus een politieke tool.


Besluit

Het besluit van mijn uiteenzetting zal ik wijden aan het uitdrukken van mijn eigen visie over de hele censuurkwestie in China. Dat sociale media toch vertegenwoordigd zijn in China is een goede zaak. In een land als China is het immers belangrijk dat het volk leert uiting te geven aan zijn opinies en dat het zijn communicatieve skills uitwerkt. De nationale publieke sfeer en de democratische ideeën moeten ontwikkeld worden. Het spijtige aan de hele zaak is dat de Chinese overheid de burgers niet de kans geeft deze doeleinden volledig te ontwikkelen. Ze worden geremd in wat ze mogen uiten en gestuurd in wat ze mogen denken. Dat is helemaal niet conform met het gedachtegoed van de eenentwintigste eeuw. Het land zou zich moeten afvragen of aanbreng van zijn burgers net niet nuttig zou zijn in zijn ontwikkeling. Alles speelt zich af op dat allerhoogste bestuursniveau en daar mag niet aan geraakt worden. Er wordt geen rekening gehouden met zijn burgers, die nochtans het fundamentele element van het land vormen. Sociale media worden door de overheid enkel gebruikt om zijn macht te versterken en om lokale overheden en fracties te counteren. Maar de vrees van de overheid dat burgeruitingen de vrede zouden verstoren is niet geheel onterecht. Als je in een immens land als China iedereen ongefundeerd zijn meningen en uitspattingen laat uiten, dan kan dat inderdaad leiden tot chaotische situaties. Het is niet de bedoeling dat de overheid er zich allemaal niets van aantrekt en iedereen zomaar laat doen, want dan is het onmogelijk zo’n groot land te besturen. Er moet dus nog wel een vorm van controle zijn. Het volk mag niet het zwijgen worden opgelegd, maar het geheel van uitingen moet in goede banen worden geleid. De stem van de bevolking moet gehoord worden en als waardevol worden beschouwd, zodat mensen op een vrije en eerlijke manier kunnen en willen bijdragen tot de ontwikkeling van hun land.

Eindigen doe ik met een sterke uitspraak van de Amerikaanse president Barack Obama:

"I think that the more freely information flows, the stronger the society becomes because then citizens of countries around the world can hold their own governments accountable. They can begin to think for themselves."


Bronnen

Lewis, H. (2012), Taking on the “Great Firewall of China”. Opgehaald 26 november 2012 van http://www.newstatesman.com/staggers/2012/10/taking-great-firewall-china

Mack, L. (2012), Internet censorship in China. Opgehaald 26 november 2012 van http://chineseculture.about.com/od/mediainchina/a/Internet-Censorship-in-China.htm

Nu.nl (2011), ‘Chinese Twitter’ waarschuwt voor internetgeruchten. Opgehaald 26 november 2012 van http://www.nu.nl/internet/2600151/chinese-twitter-waarschuwt-internetgeruchten.html

Nu.nl (2012), Microbloggers China moeten echte naam geven. Opgehaald 26 november 2012 van http://www.nu.nl/internet/2718628/microbloggers-china-moeten-echte-naam-geven.html

Radio 1 (2012), Omtrent Chinese internetcensuur. Opgehaald 26 november 2012 van http://www.radio1.be/programmas/nieuwe-feiten/omtrent-chinese-internetcensuur

Roberts D. (2012), The great internet Firewall of China. Opgehaald 26 november 2012 van http://www.businessweek.com/articles/2012-10-26/the-great-internet-firewall-of-china

TED (Ideas worth spreading) (2012), Michael Anti: Behind the Great Firewall of China. Opgehaald 26 november 2012 van http://www.ted.com/talks/michael_anti_behind_the_great_firewall_of_china.html
  

dinsdag 20 november 2012

Boost aan democratisering dankzij nieuwe media?




Nieuwe media bevorderlijk voor democratie? Zeker weten!

Wij –de mens, de burger- kunnen reeds, in onze sterk ontwikkelde informatiemaatschappij, een aardig handje overweg met nieuwe vormen van communicatie. We maken gebruik van YouTube om filmpjes te bekijken, we zijn actief op sociale sites zoals Facebook of Twitter, we gaan op zoek naar fora rond en pagina’s van mensen die gelijkaardige interesses delen en we zoeken via het internet informatie op over zaken waar we meer over willen weten. De nieuwe media hebben dus gezorgd voor een uitbreiding van ons entertainment- en informatieaanbod, maar we kunnen ons nu afvragen of deze zelfde media ook aanzetten tot een grotere democratisering. Slagen zij erin een verhoging van de publieke participatie te bekomen? Zorgen nieuwe media voor een grotere vrijheid van expressie, niet alleen in de weinig democratische landen, maar ook in de westerse landen, waar het begrip democratie reeds is ingeburgerd? Wordt participatie in lokale democratische processen verbeterd door nieuwe media en internet?

We leven vandaag de dag in een democratie, wat wil zeggen dat we als burgers recht tot spreken hebben en dat we inspraak hebben in wie ons land op politiek vlak zal leiden. Zelfs tot op een lager niveau mogen we gezamenlijk beslissen wie de burgervertegenwoordiger van ons dorp of onze stad wordt. De vraag is echter of we altijd even veel gehoord worden en of we wel altijd zo actief deelnemen. Zijn er voldoende middelen die ervoor zorgen dat we gaan participeren in het politieke gemeenschapswezen? Hebben we voldoende informatie ter onzer beschikking?

Voorstanders van nieuwe media geloven dat communicatie door middel van deze media een aanmoediging is van actief politiek burgerschap, en dus van democratische participatie. Als democratieën en overheden gebruik maken van deze digitale technologie, zou het contact tussen overheid en burgers vergemakkelijkt worden. De basistoegangswegen tussen deze twee groepen zullen uitgebreid worden: informatievoorziening, stemming, beraad en groepsvorming zullen nu ook digitaal kunnen gebeuren. Specifiek gaat het dan om gemeentes en steden die webpagina’s aanmaken, waarop burgers de nodige informatie kunnen vinden gerelateerd aan hun dorp of stad, de mogelijkheid om elektronisch te stemmen, het aanbieden aan de burgers van fora voor participatie en overleg, evenals het aanbod van een loket waar er klachten kunnen worden geuit. Burgers kunnen dus dankzij nieuwe media op een gemakkelijke manier meer te weten komen over (het bestuur van) het dorp of de stad waarin ze wonen. Als er hen een voorval overkomt, of een bepaalde situatie zich voordoet, en ze zijn daar ontevreden over, dan hoeven ze zich slechts thuis achter hun computer te zetten en hun klacht te formuleren op de site van het stadsbestuur. Of ze kunnen nagaan of er reeds een forum is omtrent dit topic en hier hun mening formuleren, die vervolgens door alle deelnemers gemakkelijk kan gelezen worden. Dit is ook voordelig voor het bestuur zelf, aangezien zij nu beter en sneller op de hoogte is van de vragen en bedenkingen van haar burgers. Als je een specifiek iemand van het lokale bestuur wilt bereiken, moet je niet langer papier verspillen en de verplaatsing naar de brievenbus maken, maar volstaat het op je computer een e-mail op te stellen en deze met enkele klikken naar het gewenste adres te sturen. Ook elektronisch stemmen zou ervoor zorgen dat burgers met meer plezier en gemak deelnemen aan het politieke leven. Het feit dat je van thuis uit -en dus zonder door het slechte weer te moeten, of een oppas voor je kinderen te moeten voorzien-, zou ervoor zorgen dat alle mensen zich in het politieke discours gaan engageren.

De aanhangers van elektronische democratie zien een sterke band tussen computergemedieerde communicatie en democratie. Zowel Amitai Etzioni, als Ben Barber en Stefano Bonaga geloven in het potentieel van de nieuwe media om de politieke communicatie te democratiseren. De nieuwe media zorgen voor efficiëntie en interactiviteit en maken dat men niet langer ruimte- of tijdsgebonden is. Daarnaast is er ook een belangrijke reductie in kosten, wat ervoor zorgt dat heel wat meer mensen kunnen participeren. Bovendien is het zo dat bij het doorgeven van informatie via nieuwe media, de journalist zelf niet tussen komt, en dus is zijn filter niet langer van toepassing.


Alleen maar voordelen? No way! 

Deze aangehaalde punten doen nu waarschijnlijk de indruk wekken dat de nieuwe media effectief zorgen voor een verhoging van de democratische participatie. Iedereen kan zich wel voorstellen wat voor een gemak het sturen van een e-mail, het posten van een klacht en het online stemmen met zich meebrengen. Ook ik ben ervan overtuigd dat de nieuwe media heel wat zaken kunnen vergemakkelijken en dat het op politiek en participatorisch vlak een aanzienlijke drempel wegneemt voor heel wat mensen. Maar tijdens de opsomming van de voordelen, rezen er bij mij tegelijkertijd ook vraagtekens: als de gemeente of de stad op haar website informatie verschaft, is die dan niet altijd een beetje gekleurd en gaat die ook niet door een filter? Is de keerzijde van anonimiteit op discussiefora niet dat zomaar alles kan gezegd worden en dat bepaalde uitingen de sfeer kunnen verzieken? En maakt het feit dat we voor niets nog “the old fashioned way” moeten gebruiken niet dat onze sociale contacten tot een minimum worden herleid? Ik vroeg me dus af of er eerder al over deze (en misschien nog andere) kwesties werd nagedacht, en tijdens mijn literatuurstudie vond ik effectief argumenten die de utopische visie rond nieuwe media en democratie wat afzwakken. Dus zoals steeds: ook hier heeft de voordelenlijst een negatieve tegenhanger…

Mijn eerste bedenking maakte ik ten aanzien van het voordeel dat de filter van de journalisten (die er wel is bij de traditionele media) verloren gaat wanneer informatie wordt verschaft op een digitale manier. Echter, wanneer het stadsbestuur een website opstelt en daarop informatie tentoonspreidt over bijvoorbeeld haar beleid, zit daar dan niet ook steeds een bepaalde gedachtegang achter? Er is immers een politieke partij aan de macht en een politieke partij heeft steeds bepaalde ideeën, dus ook in dit geval is de informatie door een filter gegaan. Zijn we dan nog wel democratisch bezig? De burger krijgt immers niet alle informatie waarover hij zou moeten beschikken om evenwichtige keuzes te maken. De tweede opmerking betreft de waarde van de opinies op fora waar gediscussieerd kan worden over politieke problemen of standpunten. Net zoals voor burgerparticipatie op het gehele web, moet men ook voor burgerparticipatie in democratische zaken zeer kritisch zijn. Men moet zich afvragen of een bepaalde aanbrengst zinvol is en men mag zich niet al te zeer laten leiden door burgers met een sterke pen die anderen proberen voor zich te winnen. Bovendien kan het zijn dat op discussiefora zeer extreme gedachten geuit worden die daardoor de algemene sfeer verzieken. Andere mensen nemen dan weer een virtuele identiteit aan, die een andere is dan hun echte identiteit (en dus een andere visie vertegenwoordigt), waardoor vertegenwoordiging nog steeds niet correct gebeurt.

“The legal status of inflammatory or libellous material posted in the semipublic
worlds of discussion groups remains contested, and the links between
the virtual identity of users and the real identity unclear.”

Een laatste bedenking maakte ik mezelf rond het feit dat als we alles van thuis uit zouden kunnen doen, dat we dan heel wat minder onder de mensen zullen komen. Is het niet eerder een soort van gemakzucht en gaat de charme van het postkantoor, het gemeentehuis en de stembus met papier en potlood niet verloren? Dat klinkt misschien allemaal wat nostalgisch, maar volgens mij zijn deze zaken belangrijke vormen van contact voor bepaalde mensen, die dus bijgevolg verloren gaan. Bovendien denk ik ook dat als mensen meer moeite moeten doen om een bepaalde mening vertegenwoordigd te zien worden (en dus niet enkel een mailtje moeten sturen of een regel moeten posten), dat dan alleen de volharders hiermee zullen doorgaan, waardoor alleen de oprechte en overdachte meningen zullen overblijven, wat misschien waardevoller is dan dat iedereen zomaar ongefundeerd deelneemt. 


Obama en nieuwe media: twee handen op één buik

Ik heb het nu zowat de hele tijd gehad over lokale burgerparticipatie, maar ook op ‘hoger niveau’ wordt er de laatste jaren heel wat meer gebruik gemaakt van nieuwe media in politieke kwesties. Denken we maar aan de verkiezingsstrijd tussen Barack Obama en Mitt Romney in de Verenigde Staten. Een studie van het Pew Research Center’s Project for Excellence in Journalism heeft nagegaan welk van beide kandidaten het best de communicatietechnologie gebruikt om in contact te komen met de stemmers. Hieruit blijkt dat Obama het beter doet dan Romney. Zo postte de campagne van Obama vier maal zoveel inhoud op haar website dan de campagne van Romney. Bovendien was ze tweemaal zo actief op platforms en deed ze meer postings op Facebook, Twitter (Obama: 29 tweets per dag; Romney: 1 tweet per dag) en YouTube. Digitale technologie maakt dat leiders tot een nieuw niveau van communicatie kunnen komen met de stemmers; campagne voeren wordt dynamischer en neemt meer de vorm aan van een dialoog. De kandidaten die tonen dat ze de nieuwe technologie meester zijn, geven aan dat ze bereid zijn tot een nieuwe generatie van leiderschap, meer in overeenstemming met de hedendaagse wereld. Bovendien trekt het gebruik van nieuwe media meer jongeren aan. Maar ook hier kan een bedenking worden gemaakt, want uiteraard blijven het manieren om hun politieke gedachtegoed over te brengen en bovendien blijkt uit onderzoek dat geen van beide kandidaten veel aandacht geeft aan de stem van het publiek. Ze antwoorden nauwelijks op, of retweeten nauwelijks, een bericht van een burger of van iemand buiten de campagne. Het blijft dus nog grotendeels eenrichtingsverkeer. 



Besluit

Nieuwe media zorgen voor een belangrijke vooruitgang in de relatie tussen burgers en naties. Problemen met betrekking tot tijd en afstand worden gelimiteerd en mensen kunnen op een eenvoudige manier hun meningen uiten en participeren in debatten. Mensen met gelijke politieke ideeën vinden elkaar en kunnen met elkaar interageren. Dit is niet alleen voordeling op lokaal niveau, waarbij het stadsbestuur zorgt voor de mogelijke digitale vormen van interactie en participatie, maar ook op wereldniveau, waarbij grote landen hun inwoners de mogelijkheid geven hun zegje te doen. Maar ik denk dat het belangrijk is in gedachten te houden dat deze nieuwe media lang nog niet zorgen voor utopische situaties. Ook al belooft men inspraak en vrije mening, toch worden internetbijdragen van burgers in grote landen zoals China of Rusland vaak onder controle gehouden. In het extreme geval van China kan het zelfs zijn dat burgers worden betaald door de overheid om meningen te publiceren die niet de hunne zijn, maar wel die van de Chinese regering. Het doorgeven van informatie door overheden of lokale besturen is steeds in meerdere of mindere mate gekleurd en niet in alle gevallen wordt er even democratisch met de uitingen van burgers omgegaan. Dus ook hier weer kan ik besluiten met de raad om steeds zo kritisch mogelijk te zijn.


Bronnen

Bremmer, I. (2010). Democracy in Cyberspace. What information technology can and cannot do. In Foreign Affairs, 1-6.

DeStandaard.be (2012). LETTERLIJK ‘De media als gevaar voor democratie’. Opgehaald 17 november 2012 van http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20120503_106

Journalism.org (2012). How the presidential candidates use the web and social media. Opgehaald 17 november 2012 van http://www.journalism.org/analysis_report/how_presidential_candidates_use_web_and_social_media

Sabadello, M. The role of new media for the democratization processes in the Arab World. In Project Danube, 1-16.

Tambini, D. (1999). New media and Democracy. The civic networking movement. In Sage
Publications, Londen: Thousand Oaks, Vol 1(3), 305-329.


maandag 12 november 2012

Nieuwsgaring op internet en sociale media: een must of een don't?


Byebye gatekeeper, welcome gatewatcher

Vroeger, voor de komst van het internet en zijn aanverwante sociale vriendjes, was het proces van nieuwsgaring (de bronnen of kanalen waar de journalist het nieuws vandaan haalt) voor de journalist eenduidig en weinig complex: het nieuws, afkomstig van onder andere nieuwsagentschappen, persberichten en persconferenties, kwam vaak vanzelf naar de redactie -en dus naar de journalist- toe. Deze maakt dan een selectie binnen deze berichten en brengt die over naar de mensen. Dit is het traditionele nieuwsproces, wat we eerder ook al “gatekeeping” genoemd hebben. Dit houdt in dat de nieuwsgaring gebeurt door de professionele journalisten, die vervolgens binnen de gesloten kring van de uitgeverij een hiërarchie, en dus een selectie, opmaakt van wat gepubliceerd wordt en wat niet. Ook wat betreft de inkomende respons van het publiek wordt een selectie gemaakt en dus bepaald wat publicatiewaardig is en wat niet.



De komst van het internet echter heeft ervoor gezorgd dat de journalist een bredere waaier heeft aan bronnen, waarbinnen hij bovendien moet kunnen bepalen welke nuttig zijn en welke niet. Zoals ik reeds in een voorafgaande blog heb aangehaald, leven we vandaag de dag in een wereld van informatie-overvloed, en dit doordat het internet ons honderd-en-één wegen biedt tot allerhande informatie. Dit maakt het niet alleen voor de consument van nieuws en informatie moeilijk om een onderscheid te maken tussen nuttig en niet nuttig, maar maakt het er ook voor de journalist niet makkelijker op. Die is immers langs de ene kant verplicht rekening te houden met de bronnen die verschijnen op het internet (zoniet, ontgaat er hem een groot deel informatie), maar langs de andere kant moet hij heel bewust en kritisch omgaan met het soort informatie dat hier verschijnt.

In deze veranderde situatie is het dus volgens Axel Bruns niet meer mogelijk te spreken van “gatekeeping”, maar moet dit begrip vervangen worden door het idee van “gatewatching”. De mainstream media kan geen absolute controle meer uitoefenen over wat er door de “gates”, de sluizen, gaat. Door het World Wide Web hebben mensen nu immers onmiddellijke toegang tot informatie en nieuws. Dit wil echter niet zeggen dat er niet meer moet worden toegezien op wat verspreid wordt: het belang van de gatekeeper verdwijnt niet volledig, maar hij vervult nu eerder de rol van een gatewatcher:

“Gatewatchers keep a constant watch at the gates, and
point out those gates to their readers which are most likely to open
onto useful sources.”

Het nieuws wordt nu niet meer gelimiteerd door een autoriteitspositie die controle heeft over de nieuwsflow, maar men gaat over tot het becommentariëren van nieuws, waarbij raad wordt gegeven over welke sites relevante informatie bevatten voor een bepaald topic en welke minder relevante. Er wordt gezorgd voor achtergrondverhalen en andere publicaties, zodat de lezers zelf kunnen oordelen over de kwaliteit en betrouwbaarheid van gepubliceerd nieuws. Of zoals Bruns het zelf zegt:

“[Gatewatching is] observing the many gates through which a steady stream of information passes from these sources, and of highlighting from this stream that information which is of most relevance one’s own personal interests or to the interests of one’s wider community.”


Ooggetuigen op Facebook en Twitter

Zoals ik reeds in mijn vorige blog vermeld heb, verschijnt het nieuws niet meer uitsluitend in printversie, maar doet het zich ook meer en meer online voor, waarbij we bovendien zien dat het nieuws niet meer enkel van de mainstream media komt, maar dat ook heel wat gewone burgers gaan participeren aan het journalistieke leven door op internet uiting te geven aan hun eigen journalistieke capaciteiten. Op sociale netwerksites bijvoorbeeld, zoals Twitter of Facebook, kunnen ze berichten posten en zo informatie of nieuws verspreiden.

De hoeveelheid en de waarde van nieuwtjes, weetjes en specifieke informatie die op dit soort sites verschijnen, zijn echter niet te onderschatten. Het zou niet slim zijn dat de journalist tijdens zijn informatieverwerving deze burgerlijke vorm van journalistiek verwerpt, aangezien het soms nieuws aanbiedt dat hij op geen enkele andere manier kan verwerven. Het gebeurt immers vaak dat mensen, nadat ze ooggetuigen zijn geweest van een gebeurtenis of voorval, hiervan getuigenis afleggen op sociale media sites of er filmpjes posten die ze ter plekke hadden kunnen maken. Over de crash van een vliegtuig van US Airways in de Hudson River bijvoorbeeld verschenen op Twitter heel wat verslagen van ooggetuigen. Slachtoffers en getuigen postten meldingen over en beelden van de ramp. Ik ben ervan overtuigd dat wat betreft getuigenissen, filmpjes en rechtstreekse verslagen van betrokkenen de sociale media zeker hun nut bewijzen voor journalisten in hun zoektocht naar zoveel mogelijk nieuws. Daarom vind ik niet dat deze sites zomaar mogen worden afgestempeld als niet betrouwbaar of onnuttig.

Maar ook hier weer moet men op z’n hoede zijn. Een blinde overname van de informatie zonder enige vorm van verifiëring lijkt me uit den boze. Het kan immers altijd zijn dat de journalist terecht komt op valse accounts of dat men te maken heeft met flauwe grappenmakers. Het hoeft zelfs geen bedrog of grap te zijn, het kan ook gewoon gaan om een onbewuste fout. Het lijkt me belangrijk dat als de journalist sociale netwerksites gebruikt als bron, dat hij die hij checkt en dubbel checkt. Sociale media zijn een niet te onderschatten nieuwsbron, maar ook hier gelden de journalistieke principes. 


Journalisten en hun visie op onlinenieuws

Dit is althans hoe ik er over denk, maar hoe zit het nu met de journalisten zelf? Hoe staan zij tegenover het gebruik en de betrouwbaarheid van internet en sociale media in functie van nieuwsgaring? Enkele uitgevoerde onderzoeken leren me hier iets meer over. Het eerste onderzoek waarover ik heb gelezen is een recent onderzoek (2012), uitgevoerd door wetenschappers aan de Canterbury Christ Church University. Er werd bij Britse journalisten gepolst naar hun gebruik van sociale media. Daarbij gaf 28,1% aan niet meer te kunnen werken zonder sociale media. 39% vindt dat sociale media hebben gezorgd voor een verhoging van hun productiviteit en 27% is van overtuiging dat sociale media zorgen voor een beter engagement met het publiek. Deze twee laatste percentages zijn echter een daling ten opzichte van de cijfers die resulteerden uit een gelijkaardig onderzoek van het voorbije jaar. 16% van de ondervraagde Britse journalisten ziet het positieve van de sociale media niet in: ze zeggen dat sociale media een vernietigende impact zal hebben op de journalistiek.

Een tweede studie is eveneens een studie uit 2012. Het betreft een ondervraging van 600 journalisten voor de Digital Journalism Study. Hieruit blijkt dat 55% van de ondervraagden sociale media zoals Twitter en Facebook gebruikt om verhalen te vinden. 43% maakt van deze tools gebruik om bestaande verhalen te checken. 26% gebruikt sociale media waar ze minder mee vertrouwd zijn om verhalen te vinden, en 19% maakt zelfs gebruik van dit soort bronnen om hun werk te checken.


Een ander onderzoek naar de frequentie van het gebruik van sociale media door journalisten is dat van Lariscy. 200 journalisten werden ondervraagd, maar in dit geval gaat het om een specifiek soort journalisten, namelijk diegenen die zich bezighouden met de financiële en de zakenwereld, en die werken voor de invloedrijke media in de Verenigde Staten, zoals Wall Street Journal of Financial Times. In deze studie zijn de resultaten minder overweldigend en we zien dat dit soort journalisten nog niet volledig overtuigd is van het nut en de waarde van sociale media voor nieuwsgaring. Slechts 7,5% van de journalisten achtte sociale media zeer belangrijk voor hun werk, terwijl 34% het belang van deze media niet inziet. De meest gebruikte online bronnen zijn websites en blogs. Slechts 3% maakt gebruik van andere online bronnen, zoals sociale netwerksites of Twitter. 32,5% geeft zelfs aan dat ze voor hun professionele leven geen tijd besteden aan het gebruik van sociale media. Over het algemeen blijkt dus uit dit onderzoek dat de ondervraagde journalisten niet het gevoel hebben dat sociale media hun werk verbeteren, maar langs de andere kant zijn ze er ook niet volledig tegen.

Het onderzoek van Cassidy over de geloofwaardigheid van onlinenieuws toont echter wel aan dat er over het algemeen een verschuiving is binnen de opvatting van journalisten over deze kwestie. In 2002 stond de overgrote meerderheid van de journalisten nog sceptisch tegenover online-informatie. Dit voornamelijk omdat het internet er voor gezorgd heeft dat er competitie bestaat om zo snel mogelijk “breaking news” te brengen, met als gevolg dat er gemakkelijker fouten kunnen worden gemaakt. Ook in 2004 nog beweren de journalisten dat het internet de hoeveelheid foute informatie in de nieuwsverhalen verhoogt. Bovendien is het zo dat bij nieuws op het internet de noodzakelijke stap van het checken van informatie vaak wordt overgeslagen. Maar enkele jaren later blijken de traditionele journalisten meer open te staan voor onlinejournalistiek, omdat ze beseffen dat ook binnen de journalistiek normen en waarden veranderen en dat het onmogelijk is de internetrevolutie tegen te gaan. Het is dan een kwestie van nieuwe waarden te integreren in hun professionele concepties en het belang van internet te aanvaarden, maar nog wel steeds een kritische houding te behouden ten opzichte van deze bronnen.


 Besluit

Kort samengevat, kan ik het als volgt stellen: internet en sociale media zijn niet meer weg te denken uit onze samenleving en naast informatie biedt het ons ook een interessante mogelijkheid tot interactie. Ook de journalist moet deze wereld in beschouwing nemen, hij is er zelfs in zekere mate afhankelijk van. Getuigenissen en updates die hier door de mensen worden meegedeeld vormen een belangrijke bron van informatie voor zijn berichtgeving. Maar meer nog dan dat er van ons een kritische omgang met deze bronnen wordt vereist, moet vooral de journalist deze overvloed aan informatie meester kunnen worden en het betrouwbare van het onbetrouwbare nieuws kunnen onderscheiden. Hij moet al het waardevolle filteren, zodat zijn berichtgeving kwaliteitsvol blijft en zo dus onderscheiden blijft van al het waardeloze. 



Bronnen

Bennett, S. 2012). 55% of journalists worldwide use Twitter, Facebook to source new stories [study]. Opgehaald 10 november 2012 van http://www.mediabistro.com/alltwitter/digital-journalism_b24440

Bruns, A. (2008). The Active Audience: Transforming Journalism from Gatekeeping to Gatewatching. In Paterson, Chris & Domingo, David (Eds.), Making Online News: The Ethnography of New Media Production. New York: Peter Lang.

Cassidy, W. P. (2007). Online News Credibility: An Examination of the Perceptions of Newspaper Journalists. Journal of Computer-Mediated Communication, 12(2), article 7.

Express.be (2012). Journalist heeft dubbel gevoel bij sociale media. Opgehaald 10 november 2012 van http://www.express.be/sectors/nl/interactive/journalist-heeft-dubbel-gevoel-bij-sociale-media/177463.htm

Lariscy, R. W. et al (2009). An examination of the role of online social media in journalists’ source mix. In: Public Relations Review, 35, 314-316.

Van Belle, B. (2012). Sociale media voor journalisten. Opgehaald 10 november 2012 van http://www.slideshare.net/bartvanbelle/sociale-media-en-journalistiek-12804771